Blog | Het dagelijks ritueel

Donderdag 12 mei 2011

Door Tom de Vries

Het was dinsdag, een nieuwe werkdag. Er was nog net genoeg tijd om iets te schrijven, dit voor ik aan de slag ga met mijn werk. Ik ben een thuiswerker, dat wordt hedendaags ook weleens ‘het nieuwe werken’ genoemd. Ik sta dan meestal tegen een uur of zeven op. Echt beginnen hoeft ik pas tegen negen uur. Het woord ‘tegen’ gebruik ik omdat je toch altijd wel voor werktijd bezig bent met eventuele voorbereidingen. Iedere ochtend verloopt als een ritueel: ik sta op, leg mijn dekens goed, pak nieuw ondergoed, sokken en kleding uit de kast, sprintje richting de badkamer, vervolgens het wel en wee van een goed verzorgde man uit te kunnen voeren. Wanneer alles dan volbracht was nam ik plaats aan mijn bureau. Ook vandaag had ik zin om nog even wat woordspinsels los te laten op het maagdelijk papier. Ik trok mijn pen uit zijn houder, klikte de dop eraf en begon enkele zinnen neer te pennen: “Argeloos kijken wij toe:  het mensenkind evolueert tot de mens van vandaag. Turend in een diepte van weemoed en verlangen. Verlangen had hem jarenlang gekweld, niet te spreken van al het leed, och levende  hel. Een geschenk aan de weemoed zal hij brengen: vier appelen, vijf peren en zes bananen. Van eigen bodem, maagdelijk fruit. Samen vormen zij vijftien dagen. Dagen van rust en vogelzang. Fier overeind gesprongen op het land, aanschouwend die prachtige bloem: “Wat meer is mijn adem dan stuifmeel in de wind, wat meer is mijn roep dan een vlucht op haar waaiend blad; Al ik aanschouw is nimmer leven en toch meer dan ‘nimmer’  was. Wat morgen dood is, is nu nog praal en pracht.” Hij telt de kleuren, bewondert haar schoonheid als een laken blank.” – en dan, dan stokt mijn adem, mijn ogen puilen bijna uit hun kassen. Dit is waar de tijd voor even stil lijkt te staan, vurige godinnen rennen over de wijzers van mijn klok om kwaadaardige gedrochten te doen verslaan. Nog even en het is negen uur!

Helaas voor mij verloren de prachtige  fluweel- en satijn dragende godinnen hun strijd. De kwaadaardige gedrochten sleurden de wijzers voort. Zwijgend besloot ik het papier aan de kant te leggen. Trok een dik zwart boek uit mijn boekenkast, deze stond immers vol met mijn nieuwe werkjes. Nog eventjes één lezen dacht ik nog. Ik sloeg het boek op een willekeurige plek open en begon hardop voor te lezen:

“In het minnespel zijn wij allen dwaas,
een uitgelezen roman kon het nooit wezen,
Zo bleef men bij het buitenhof een nar –
minachtig wezen vol lof en vertier.
Om dauw bij nacht te onderscheiden
bleef alles bij een portret aan de muur.
Ontzagen wij de schele van zijn min,
nadat zij schaamteloos vreeën daar
bij vijvers aan de boerenakker.
Tussen gevallen appelen bleven zij gissen
hoe het geluk hun weldra zal bekoren.
Zodra het lot zijn degen slijpt
twee geliefden te doen ondervinden…
Dat zelfs bij verlichte zielen,
men zelden nog een bodem vind.”

Met een zucht sloeg ik dit boek dicht, ik wist als schrijver zijnde dat niemand meer op dit soort werkjes zat te wachten. En toch… toch wilde ik het ooit uitbrengen, ooit. In Apeldoorn is het moeilijk om als schrijver erkend te worden om je werk. BOEM, TSJAKKE, BOEM, BOEM… een ijzingwekkend geluid bevind zich in het midden van mijn woonkamer, het zijn de gedrochten! Met hun grote bijlen hebben zij de wijzers precies op negen uur gezet. Het is weer werktijd, nog even doorzetten en ik kan weer verder schrijven!

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Elke maandag onze Apeldoornse verhalen in jouw inbox
De beste berichten en verhalen geselecteerd door onze redactie
Meer dan 2.200 Apeldoorners gingen je voor
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!