Kleedje (6)
Door Redactie
Ik had een rode bank. Een grote rode bank. Niet gewoon groot, maar echt enorm. En ik had er niet één, maar twee. Hoe kwamen we aan die dingen? Dat is nog een heel verhaal. Korte versie: een goede vriend wilde ze kwijt en voor een grijpstuiver konden we ze komen halen. Dat deden we.
Die megabanken stonden kolossaal in onze ruime woonkamer. Ze zaten voortreffelijk. Je kon er rechtop in zitten, languit op liggen of wat je maar wilde. Gebruik uw fantasie. En we waren niet de enigen die er lyrisch over waren. Iedereen die over de vloer kwam, bejubelde onze gigantische zitmeubelen. Dat u het even weet. En nu? Nu zag het ernaar uit dat we afscheid moesten gaan nemen van deze twee kanjers.
We hadden maar een paar dagen te gaan voor De Grote Verhuizing en het halve huis stond nog vol met spullen die we in Het Nieuwe Huis niet kwijt zouden kunnen. Bijna eenentwintig jaar hadden we in Het Oude Huis gewoond en nog met veel plezier ook. ‘Weten we wel zeker dat we weg willen?’ hadden we ons nog regelmatig afgevraagd. Nu konden we al een tijdje niet meer terug.
Iets meer dan een half jaar ervoor had De Zoon het huis verlaten. Hij ging op zichzelf wonen, vier straten verderop in een flatwoning met een ruime woonkamer, keuken, badkamer en slaapkamer. Prima om te starten. Toen hij begin augustus helemaal gesetteld was, keken De Vrouw en ik elkaar aan. ‘Nu gaan we doen wat we al jaren roepen.’ Je vraagt je af wat we al jaren riepen. Nou: ‘Als De Zoon uit huis is, gaan we kleiner wonen, in een appartement in de buurt van het centrum van het zo majestueuze Apeldoorn.’ Nu was het dan zover.
De eerste twee maanden gingen we vooral opruimen. Want hoewel we nog geen nieuwe woning op het oog hadden, wisten we al wel dat het kleiner zou zijn dan het huis dat we nu bewoonden. Het huis dat we nu bewoonden was een grote eengezinswoning uit de jaren zeventig. Heel veel leefruimte op de benedenverdieping in de woonkamer en enorme woonkeuken, plus vier ruime slaapkamers, een fikse badkamer en een prima bergkamer. Buiten bevond zich nog een schuur en de carport was van de straat afgesloten door een garagedeur. En raad eens: wat hadden we in de afgelopen eenentwintig jaar gedaan met al die vele ruimte in ons hippiehuis? Precies, al die ruimte hadden benut door ze helemaal vol te stouwen met spullen.
Veel van die spullen raakten we in de erop volgende maanden kwijt. Ontzettend veel papierwerk verdween in de papiercontainer. Ladingen cassettebandjes en dozen vol gebrande cd’s gingen naar een goede vriend. Mijn muziekinstrumenten (een Philicorda orgel uit 1967, een Yamaha CS15 uit 1978 en een Roland Juno-1 uit de jaren tachtig) had ik leuk weten te verkopen via Marktplaats. De enorme antieke kinderwagen uit de jaren twintig van de vorige eeuw schonken we (na maanden leuren op Marktplaats en bij vrienden en bekenden) uiteindelijk aan een museum. Een boel andere meuk brachten we naar de kringloop, lieten we ophalen voor een rommelmarkt of gaven we weg via zo’n gratis-ophaal-hoek op een niet nader te noemen sociaal medium. Met een beetje mazzel zouden we in ons nieuwe huis genoeg ruimte hebben voor de rest. In de loop van de laatste maanden van 2016 werden de kamers in het oude huis leger en leger.
Dat huis stond begin oktober te koop en het was binnen vijf weken verkocht. De nieuwe bewoners wilden er op 1 februari 2017 in. Ai, dat betekende dat we haast moesten maken met het vinden van een nieuw onderkomen. Huizen zat te koop in het zo majestueuze Apeldoorn, maar de woningen die echt aan onze wensen voldeden, dat waren er een stuk minder. Eind november leek het erop dat het ging lukken en een paar weken later tekenden we het voorlopige koopcontract.
Ons appartement bevindt zich midden in het centrum van het zo majestueuze Apeldoorn. De woonkamer is ruim: ik kan al mijn boeken en platen erin kwijt. De badkamer en keuken zijn klein en daarnaast hebben we anderhalve slaapkamer. Voldoende, zo leek me.
Maar wat deden we nu met de linnenkast uit de uitzet van mijn schoonouders, met de commode waarop De Zoon als baby was verschoond en met het grote bureau waaraan ik mijn boeken had geschreven? En daarnaast begon de gruwelijke werkelijkheid langzaam tot ons door te dringen: die twee koninklijke rode driezitsbanken, die gingen niet in Het Nieuwe Huis passen.
Aan wie raakten we ze kwijt?
‘Jij vindt deze twee banken van ons zo mooi, toch?’
‘Ja, ze zijn echt schitterend en ze zitten geweldig.’
‘Je mag ze hebben. Gratis.’
‘O. Eh …’
‘Wel zelf meenemen of ophalen. Maar dat is geen probleem, toch?’
‘Ze passen niet bij mij in huis.’
‘Dat doen ze wel. Je moet alleen wat ruimte maken.’
‘Nee echt, dank je.’
‘Graag gedaan. Wanneer kom je ze halen?’
‘Echt niet.’
‘Ze staan vast ook leuk in die camper van jullie.’
‘Haha, zie je het voor je?’
‘Ah, toe nou. Werk eens een beetje mee. Je had toch beloofd dat je me zou helpen als we gingen verhuizen?’
‘Hoe dacht je dat ik ze bij mij thuis kreeg?’
‘Je vriend heeft een aanhangwagen?’
‘Ja, met een bak van tachtig centimeter bij een meter.’
‘Rechtop moet het lukken. Beetje creatief zijn, hoor. Denken in mogelijkheden.’
‘Ik denk dat ik maar eens ga.’
‘Zal ik even meehelpen die banken op je bagagedrager te zetten?’
En dus, met nog geen week voor de overdracht van Het Oude Huis, besloten we om het op te laten halen door de gemeente. Grof vuil, dus. Het ging ons aan het hart. Liever hadden we gezien dat we er iemand blij mee zouden maken, maar het was niet anders.
Twee dagen voor de overdracht stonden we om half acht ’s morgens bij Het Oude Huis. Met dat we de laatste bank voor de carport op het trottoir zetten, kwam de kraakwagen het hippiehofje ingereden. De bestuurder deed het portier open riep gelijk luid: ‘Maar dat neem ik allemaal niet mee.’
Pardon? Ik zei: ‘Jawel hoor, dit neemt u allemaal mee.’
‘Niks ervan. Op mijn papieren staat één kuub. Die ene bank is al meer dan een kuub en dan staat er nog eentje en nog een kastje en … dit is wel vier kuub bij elkaar.’
‘O. Kijk aan. En nu?’
‘Dat neem ik allemaal niet mee.’
‘Hoe u het doet, maakt mij niet zo veel uit,’ zei ik. ‘Maar u neemt dit allemaal mee.’
‘Ik neem alleen die ene bank en dat kastje mee. De rest niet.’
‘Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit allemaal vandaag toch nog opgehaald wordt?’ vroeg ik.
‘Ik bel even met kantoor.’
‘Komen die het dan halen?’ wilde ik vragen, maar hij had zich al omgedraaid en was nu bezig met een mobiele telefoon.
‘Meneer,’ zei hij na anderhalve minutu, ‘u kunt naar het kantoor gaan en daar betalen voor nog twee kuub. Dan krijg ik via het kantoor een seintje dat u betaald heeft en haal ik de rest vanmiddag of zo nog wel ergens een keer op.’
‘Akkoord,’ zei ik. Ik wilde hem de hand schudden als dank voor de moeite, maar hij had zich alweer omgedraaid, was naar een rode bank gelopen en zwaaide het enorme gevaarte nu met één beweging de kraakwagen in. Het lawaai waarmee ons fenomenale zitcomfort naar z’n grootje werd geholpen was net zo enorm als het zitcomfort zelf. En fantastisch. Mijn hart kromp ineen.
Wat ik had afgesproken, deed ik ook nog. Zo ben ik nu eenmaal. Ik kan het ook niet helpen. Snel fietste ik naar het kraakkantoor en betaalde daar voor een paar kuub grof vuil. En nu maar hopen dat alles ook inderdaad opgehaald werd. Twee dagen later was de overdracht van Het Oude Huis. Eraan voorafgaand vond de korte inspectie ervan plaats. Toen we bij Het Oude Huis aankwamen, was de gehele meuk inderdaad verdwenen.
Gelukkig. Dat scheelde weer een boel gedoe op Marktplaats, gesjouw naar de kringloopwinkel of een dag met die rommel op een kleedje.
–
Apeldoorn, juni 2017
REACTIES