Apeldoorn zoekt de hoogte – maar hoe hoog willen we eigenlijk?
Door Gerrit Steenbergen

ACEC was afgelopen week het toneel van een levendig debat over de toekomst van Apeldoorn: een stad in het groen die staat voor een grote opgave. Meer woningen, meer groen, meer levendigheid – en dat alles binnen de bestaande stadsstructuur. De avond stond in het teken van de nieuwe hoogbouwvisie van de gemeente Apeldoorn, die niet alleen over torens gaat, maar vooral over hoe en waar verdichting in de stad kan bijdragen aan de leefkwaliteit.
Ondanks het barre weer zat de zaal goed vol. Architecten, betrokken inwoners en professionals uit de ruimtelijke ordening luisterden aandachtig naar stedenbouwkundige Jaap Eber, die namens de gemeente de nieuwe hoogbouwvisie toelichtte. Deze visie is niet bedoeld als blauwdruk voor torens op elke hoek, maar als richtinggevend kader: wanneer en waarom is hoogbouw wenselijk, en hoe zorg je dat het bijdraagt aan Apeldoorn als leefbare stad?
Van torens naar lagen
Wat opviel: hoogbouw begint in Apeldoorn al bij vijf lagen. “Dat is radicaal anders dan in steden als Rotterdam,” aldus Jaap Gräber. “Daar gaat het vaak pas vanaf 70 meter tellen. Hier willen we vanaf het eerste extra laagje aandacht voor kwaliteit.” Het doel is niet om Apeldoorn vol te zetten met flats, maar om juist door hoogte ruimte te creëren voor vergroening, betaalbare woningen en levendige openbare ruimte .
Groen als fundament
Het Apeldoornse DNA – royaal groen en rust – blijft leidend, zo benadrukte Gräber. De hoogbouwvisie sluit aan op het beleid rond natuurinclusief bouwen. “Minstens 40% van de kavel moet echt groen zijn, en liever nog publiek toegankelijk. Dat betekent: minder stenen in de achtertuin, meer parken waar je elkaar ontmoet.” De hoogte is dus geen doel, maar een middel om ruimte over te houden voor het Apeldoornse stadsparkgevoel .
Jongeren, ouderen en iedereen daartussenin
De wooncrisis raakt Apeldoorn net zo hard als andere steden. Jongeren wonen noodgedwongen lang thuis, ouderen willen doorstromen maar vinden geen passende woning. De hoogbouwvisie wil juist hierop inspelen: verdichten op plekken waar voorzieningen al zijn – binnenstad, kanaalzone, spoorzone – en daar vooral betaalbare woningen realiseren. “Het is geen toevlucht voor luxetorens,” benadrukte Gräber, “maar een kans om woonmilieus te maken waar verschillende mensen samen kunnen leven” .
Kritische noten en nuances
Na de presentatie volgde een stevig maar constructief panelgesprek. Architecten en stedenbouwkundigen pleitten voor meer aandacht voor de menselijke maat. Niet alleen het silhouet van de stad, maar ook de ervaring op straatniveau telt. “De voordeur op straat, de bakker op de hoek, het park waar je afspreekt – dat maakt een stad levend,” klonk het.
Ook de identiteit van buurten werd genoemd als aandachtspunt: hoe zorgen we dat nieuwe hoogbouw zich voegt naar het karakter van de wijk? “Apeldoorn is geen generieke stad. Laten we dus ook geen generieke hoogbouw maken,” was de boodschap .
Een visie met open einde
De avond toonde de spanningsvelden in de ruimtelijke ontwikkeling van een middelgrote stad. Urgentie versus kwaliteit, verdichting versus identiteit, hoog versus laag. Het panel en de aanwezigen riepen de gemeente op om de visie verder te concretiseren, met meer oog voor lokale context en beleving. “En vergeet niet: ook een woongebouw is een sociaal bouwwerk. Je woont niet alleen in stenen, maar in een gemeenschap.”
De heer Gräber gaf tevens aan in een later stadium nogmaals het debat op te zoeken.
Op 24 juni volgt de formele bijeenkomst over de hoogbouwvisie. Dan kunnen inwoners officieel hun zienswijzen indienen. Maar deze avond in het ACEC bewees alvast hoe waardevol het is om vroegtijdig het gesprek te voeren – met open vizier én oog voor de menselijke maat.