Dicht tegen mij aan

Dinsdag 22 juli 2014

Door Judith Velthuizen

In tranen belt mijn zestienjarige dochter me donderdagavond op. Het is 17 juli 2014. Vlucht MH17 is neergestort. Al vrij snel werd duidelijk dat een klasgenoot zich aan boord van het ramptoestel bevond. Ze kan niet bevatten dat ze hem nooit meer zal zien. Een paar weken geleden nog ontvingen ze hun diploma. ‘Einde van een tijdperk, begin van een nieuw leven. Ze kunnen niet wachten,’ schreef ik die avond op Facebook. Ik kijk nog eens goed naar de klassenfoto, genomen op dezelfde avond. Stoer kijkt hij in de lens. Armen over elkaar, zelfbewuste blik. Hij lijkt er klaar voor. Langzaam dringt tot klas M4b van de Koninklijke Scholengemeenschap in Apeldoorn door, dat het voor één van hen slechts het einde van een tijdperk bleek te zijn. Dat het nieuwe leven voor altijd op hem blijft wachten. Onvervuld en nodeloos.

Als een spons zuig ik de ontelbare verhalen over de ramp op. Zoals zo heel veel landgenoten. Elke dag wordt de lijst met slachtoffers in de Volkskrant aangevuld. Ik lees over een groots en meeslepende liefde, die eindigt in het vliegtuig op vijfentwintig- en dertigjarige leeftijd. Tot de dood ons scheidt, had zoveel langer moeten duren. Ik lees over een brief aan Poetin, geschreven door een niet te troosten vader die zijn enige dochter verloor. Over belangrijke aidsonderzoekers, die een wereld aan kennis en informatie met zich meenemen. Ik lees over vaders, moeders en kinderen. Over opa’s en oma’s, neven, nichten, ooms en tantes. Over meesters en juffen. Voetbaltrainers, collega’s, klasgenoten. Vrienden, buren en kennissen. Ik lees over al die mensen, die niet door de wereld gemist kunnen worden.

Ik neem me heilig voor om niet over de ramp te schrijven. Er is al zo heel erg veel gezegd. Wat heb ik daar in godsnaam aan toe te voegen? Helemaal niets, daar ben ik me terdege van bewust. Op vals sentiment zit niemand te wachten. Steeds vaker ook, hoor ik dat iedereen moet stoppen met het tentoonspreiden van zijn of haar emoties. Dat de massale toe-eigening van verdriet tenenkrommend is. En dat er overal in de wereld vergelijkbaar leed is, waar niemand zich om bekommert. Ik kan daar niet zo heel veel tegen inbrengen. Ook mij wordt het heus wel eens te veel.

Maar als ik me achter mijn laptop installeer om een stukje te gaan schrijven, krijg ik geen letter op papier. Het lukt me niet om al die mensen uit mijn hoofd te zetten. Ik kan niet zwijgen over het verdriet en de verbijstering. Ik bedenk dat iedereen het volstrekt logisch vond, toen ik huilde om de dood van mijn vader. Dat niemand mij toen verweet, dat ik toch zeker ook niet huil om al die andere vaders die elke dag wel ergens overlijden. Hoe je het ook wendt of keert, medeleven neemt toe als afstand afneemt. Het hemd is nader dan de rok. Zo werkt het gewoon. Dat een soortgelijke uitdrukking in heel veel talen voorkomt, maakt duidelijk dat het hier eerder om een menselijke, dan om een louter Nederlandse eigenschap gaat.

De volgende dag haal ik mijn dochter op. Ik kijk naar haar. Het lijkt of ze opeens in volle omvang beseft dat het leven eindig is. Soms ook op jonge leeftijd. Om haar een beetje op te beuren, gaan we samen naar het park om naar muziek te luisteren. De zon schijnt. We zitten naast elkaar in het gras. Terwijl ik haar een extra dikke knuffel geef, denk ik aan al die ouders die dat na donderdag nooit meer kunnen doen. Omdat hun kinderen niet meer thuis komen. Meer dan ooit realiseer ik me, dat ik haar niet voor alles kan behoeden. Ik sla mijn armen om haar heen en druk haar dicht tegen mij aan.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!