In Beeld: Sjoerd Stellingwerf
Door Ben Eggermont
Tussen Apeldoorn en Ugchelen woont Sjoerd Stellingwerf, oud-schaapherder en dichter, of zoals hij het zelf zegt: ,,Een optimistisch mens en een scharrelaar.” Tijd voor een gesprek met hem. Want hoe werkt dat, het vak van schaapherder? En dat dichten, wie inspireert hem daarin?
Je bent schaapherder geweest. Hoe ziet het leven van een schaapherder eruit?
„Het leven van schaapherder is fysiek hard werken. Je tilt, je loopt, je maakt veel uren, speciaal in de lammerentijd. Dan ben je ’s nachts ook in de kooi om bij het werpen te helpen. In de winter moet je ’s nachts nog terug om vers water te geven, want anders is het weer bevroren. Een ooi kan wel 8 tot 10 liter per etmaal drinken. En zeker in de winter als ze hooi erbij krijgen dan hebben ze snel dorst. En voor de rest ben je natuurlijk steeds solistisch bezig en dat is ook wel prettig. Je hebt je eigen bedrijfje, je hebt je eigen route, je hebt je eigen planning, je eigen begrazingsplan. Je moet zorgen dat je zomers niet gaat grazen op terrein wat ze ’s winters nog wel eens kunnen gebruiken. Je moet veel kennis hebben van de natuur, van planten, van ziektes, van overgevoeligheid bij schapen, wat moet je ze wel en wat moet je ze niet geven. Het is een vak en ik heb toen het diploma schapenhouderij gehaald.”
Hoe begon dat ooit?
„Ik ben begonnen bij schrijver Eelke de Jong op Hoog Buurlo, stage gelopen op de Posbank bij Rheden. Mijn eerste eigen kudde kreeg ik pas in 1993 in de Loenermark tot ongeveer 1998. Ik deed dat nog volgens het ouderwetse potstal systeem. De dieren eten op de heide, ze herkauwen in de nacht en keutelen in de kooi. Dan heb je dus na een jaar tonnen biologische, heel waardevolle mest. De mest werd verdeeld onder destijds de keuterboeren uit de buurt. De dorpen op de zandgronden konden dus pas ontstaan door deze schapenhouderij. Zonder die mest was de grond zo uitgemergeld. In mijn tijd zat er nog een biologisch dynamische boer die was er erg op gesteld. Voor winsten moet je het niet doen, je moet het doen omdat je ervan houdt. Ik had 150 schapen en voor één heideschaap heb je één hectare heidegrond nodig, waarbij het terrein zichzelf weer kan herstellen. Een voorrecht dat ik dit oude systeem nog heb meegemaakt. De kudde is destijds overgenomen door het Geldersch Landschap en die hebben er weer bekwame herders op gezet. Je moet van het vak houden. Bij een herder en een kudde draait het nooit om de herder maar om de kudde; je hebt een dienende functie.”
Verliefd, verloofd, getrouwd: Verloofd
Meest trots op: Mijn kinderen
Raakt geïnspireerd door: Jeshua van Nazareth
Hekel aan: De dictatuur van de marktwerking
Is gek op: Arvo Pärt
Welk boek ligt er op je nachtkastje: Adriaan Roland Holst: In ballingschap
Waar mogen ze je ’s nachts voor wakker maken: Naderend morgenrood
Wat deed je voordat je herder werd?
„In 1977 ben ik leerling-journalist geworden bij de Pers Unie, bij de Zwolse Courant. Daar heb ik de eerste beginselen van het vak opgedaan. Zo ben ik er dus ingerold. En uiteindelijk werd ik redacteur, onder andere freelance bij Tros Aktua, voor de radio. Ik ben nieuwsgierig, maar houd niet van de hectiek, ik ben geen nieuwsjager. Mij gaat het om wat erachter steekt, wat gebeurt er nou echt. Je ziet dus dat het uitgediepte nieuws achteruitgaat door de commerciële pers. Je kunt je toch niet voorstellen dat het ANP tegenwoordig van Talpa is, hoe kan dat nou toch? Het NOS-journaal en het ANP-nieuws zijn vaak oppervlakkig en smal. Bijna niet de moeite waard om te volgen. Waar is een nieuw type van een Mr. G.B.J. Hiltermann of van een Heldring in het NRC? De Correspondent dat vind ik heel mooi. Die graaft duidelijk enkele steken dieper. Ik heb altijd gescharreld in het leven: geloof, natuur, landschap, kunst, literatuur, muziek, poëzie… dat boeit mij.”
Je bent dichter, doe je dat al lang? En waarom doe je dat?
„Ik schrijf vanaf mijn vijftiende. Ik orden met taal en ritme en vorm. En dan wil ik er ook nog mee proberen te communiceren. Als schaapherder heb je een marginaal bestaan en als dichter ook, maar ik ben er dik tevreden mee, want het past bij mij. Mijn eerste gedicht, in ‘73 is geplaatst in de Apeldoornse Courant, voor mij was dat een opsteker. Jaap Harten was daar redacteur. Die man wist alles van Nederlands, van poëzie. Het gedicht was getiteld ‘Welvaart in mineur., het was in de tijd van het rapport van de Club van Rome en gaf een triest beeld van onze cultuur. Uiteindelijk falen we in het goed beheren van de samenleving en het landschap. We zijn oppervlakkiger geworden. Als je nu weet dat er mensen zijn die een beuk niet meer van een berk kunnen onderscheiden, of een eik van een linde. Of een koolmees van een pimpelmees. Het contact met flora en fauna is verdwenen en dan verlies je ook het idee hoe waardevol dat alles is. Die eikenprocessierups die danst vrolijk rond op die bomen, omdat we zo weinig zangvogels over hebben. Het is niet alleen dat we een paar vogeltjes gaan missen, maar we worden hier ziek van. Het is niet mijn karakter om te somberen, ik heb een vrolijk karakter, maar ik zie wel zorgelijke dingen.”
Wat is de belangrijkste drijfveer in je leven?
Bedachtzaam en weloverwogen zegt hij: „Eerbied …….. Nou kijk, de belijdenis van Israël is, ik zit in de Joods-Christelijke traditie, God is één en je moet hem eren met al wat in je is. Weten vanuit welk perspectief je hier bent, met welk doel je hier bent en waar je uiteindelijk naartoe gaat, dat is voor mij heel belangrijk. Eerbied en geloof en verwondering is voor mij iets wat samengaat. Schoonheid, bewogenheid met de ander, daarin schiet ik heus tekort, maar daar gaat het om. De grote Bach had als levensmotto: ‘Nur zum Ehre Gottes’. Als ik iets schrijf of een groep toespreek, wil ik met een zekere schoonheid doen. Het mag welriekend en mooi zijn. Wij hebben de verantwoordelijkheid om de aarde een beetje mooier te maken. Dat lukt niet zonder hulp van de Schepper. Je ziet nu een nieuw soort spiritualiteit met healings en readings. Men gaat daarbij niet uit van de idee dat God een entiteit boven of buiten de mens is, maar God is dan een natuurlijk deel van iedereen. Het beeld van God als vader, herder, bevrijder in ieders gebrokenheid bestaat dan niet.”
Wat zijn in jouw ogen de grote maatschappelijke veranderingen die je hebt meegemaakt?
„In de jaren zestig, met alle begrip voor het verzet tegen de gevestigde orde, is er een soort liberalisme ontstaan, waarbij de mens de norm van de ethiek is geworden: Ik bepaal wat juist handelen is. Een van de drama’s die ik heb zien gebeuren, is dat mensen die zeiden, “maar wij zijn pas echt vrij” ook het recht menen te hebben om het leven te beëindigen. Dat is zo in strijd met de bijzondere opdracht van een mens om het leven lief te hebben. En het leven te koesteren, het kwetsbare te beschermen. Ik kan het niet zien als een vanzelfsprekend recht. Nu de consequentie: als we zeggen, wij zijn autonoom over het leven, hoe krijg je dan het besef van de waarde van natuur en landschap en van barmhartigheid? Dan treedt er dus een verruwing op in de maatschappij en daar zitten we nu in. En ik zeg: die verruwing heeft te maken met de afkeer van de mens van de hogere ethiek. Wij bepalen het allemaal zelf wel. Dat is wel de grote verandering die ik in mijn leven heb gezien.”
Wie zijn voor jou mensen die je hebben geïnspireerd en waarom?
„Naast Albert Schweitzer is dat zeker Viktor Frankl, een Oostenrijks Joodse filosoof, neuroloog en psychiater. Hij werd vooral ook bekend als overlever van de holocaust. Zijn bekendste werk is ‘De zin van het bestaan’ waarin hij ingaat op vragen als: wat is het bestaansrecht van de mens, wat is de waardigheid van de mens. Voor mij zijn dat de wezenlijk vragen, waartoe ben je hier dan, wat is de betekenis ervan dat je überhaupt bestaat. Dat moet je je bewust zijn.”
Hoe zien je dagen er nu uit?
„Ik ben actief als dichter, blogger en schrijver, af en toe als spreker. Soms een wandeling over de hei met mensen, zo scharrel ik door het leven net als mijn vader. Ik ben door en door een Stellingwerf, dat zijn vrijbuiters. Niet dat je je overal tegen verzet, maar je hebt wel je eigen ruimte nodig. Ik doe ziekenbezoek, bejaarden bezoeken. Dat hoort gewoon bij het leven, het is niet iets edels. Af en toe leid ik een begrafenis als ze dat vragen. Laat mij maar dienen.”
Wat zijn zaken waar je blij van wordt?
„Dingen doen waarin de waardigheid van iemands leven tot uiting komt. Dat vind ik fijn als ze me daarvoor vragen, Dan zal ik het proberen. Dat geldt voor iedereen, ik ken geen aanzien des persoons.”
Hoe kijk je naar de toekomst?
Na lang nadenken zegt Sjoerd „Ik ga in september weer trouwen en dat vind ik een geweldig iets. Ik denk dat mensen die schrijven, die schilderen, muzikanten steeds meer marginale figuren worden. Dat is niet erg, maar ze zullen altijd een beetje apart van de grote wereld komen te staan.”
Op dit moment neemt Sjoerd deel aan de expositie ‘Apeldoorn en het Groen‘ in het ACEC gebouw. Het gedicht ‘Zichteling’ is weergegeven op een van de wanden. De expositie loopt nog tot zondag 18 augustus
REACTIES