Kerstkaartjes

Zondag 14 december 2014

Door Stukslaan

Het loopt terug. Het aantal kerstkaartjes bedoel ik daarmee. Ik ben steeds sneller klaar met het schrijven van de kaartjes. Natuurlijk: we versturen met z’n allen ieder jaar minder fysieke kerst- of andere kaartjes, want we hebben Facebook en e-mail. Met een of ander goedkoop fotobewerkingsprogrammaatje flansen we in twee minuten een plaatje in elkaar: de koppen van de kinderen in een kerstbal gemonteerd en de hond krijgt een geinig kerstmutsje.
Verzendlijst aanklikken en weg met die digitale meuk.

Zélf retourneer ik dergelijk mailtjes per ommegaande met de mededeling dat ik liever een kerststaaf heb; dan weet ik tenminste zeker dat ik van de verzendlijst gehaald word.
Ik stuur nog steeds échte kaartjes. Zeker zo rond de kerstdagen. Weliswaar komen die dan uit een voordeelpak van zo’n pop-up store, maar op het moment van schrijven komen de huisvlijt en persoonlijke aandacht naar voren. Het is ook hét moment waarop ik aan de keukentafel het afgelopen jaar evalueer. ‘Hoe zou het met neef Egbert gaan of: zouden Mirjam en Ed nog bij elkaar zijn?’
Ik heb nog zo’n ouderwets klein boekje waarin de adressen van de potentiële kaartontvangers staan. Vaak kras ik een adres weg, heel af en toe komt er een bij.
Het adressenbestand wordt dus met het jaar kleiner. Nou moet u weten dat ik uit een nogal eigenaardige familie kom. Bij beide kanten heerst de keiharde stelregel: ‘Stuur je iemand voor zijn of haar verjaardag of met de Kerst géén kaartje, word je verbannen uit de familie!’ Het staat nog net niet in het Latijn onder de respectievelijke familiewapens.
Er is geen geschreven of ongeschreven hardheidsclausule in dezen: het verzuim een kaartje te sturen, om welke reden dan ook, wordt keihard afgestraft. Met deze kortzichtigheid van beide families -tante Bep noemt het ’traditie’- heb ik te leven.

Toen ik in november 1981 op kamers ging, stuurde ik mijn geliefde naasten een verhuiskaartje. Ik had in die tijd geen nagel om aan mijn toen nog slanke reet te krabben, dus dacht ik inventief te zijn en zette, behalve mijn nieuwe adres, op het verhuiskaartje: ”Ik stuur u dit jaar geen kerst- of nieuwjaarskaartje, maar wens u wel heel veel geluk en plezier in alle gezondheid toe”.
Twee dagen later belde mijn moeder mij. Mijn poging om de leuke creatieve jongen uit te hangen zou door de familie niet gewaardeerd worden. “Het is omdat je onze zoon bent!”, zei ze. “Anders hadden je vader en ik jou ook de deur gewezen!’
Nou hadden ze mij die deur al een maand eerder gewezen (“het wordt tijd dat je op kamers gaat…”), maar de boodschap was duidelijk.
Ik kreeg dat jaar maar één kerstkaartje.
Van mijn peetoom Tom. Hét ultieme voorbeeld van rooms-katholieke vergevingsgezindheid. Jarenlang is hij de enige van mijn familie geweest die ik met zijn verjaardag én met de Kerst een kaartje stuurde. En andersom was hij de enige van mijn enge familie die mij via de post feliciteerde of fijne kerstdagen wenste.
Tot vijf jaar geleden: plotseling geen verjaardags- noch een kerstkaartje van mijn oom Tom. Mijn moeder wist mij triomfantelijk te melden dat oom Tom gestopt was met kaartjes naar mij te sturen omdat ik niets van mij had laten horen met zijn verjaardag.
Hoewel ik mij van geen kwaad bewust was, integendeel: ik wist zeker dat ik op tijd een hele grappige uitvouwbare verjaardagskaart naar hem had gestuurd, heb ik de verbanning geaccepteerd.
Vier maanden geleden belde mijn vader (mijn moeder praat al drie jaar niet meer met mij omdat ik haar op haar verjaardag in 2011 niet gebeld heb -de reden dat ik toen in het ziekenhuis lag omdat mijn galblaas verwijderd werd, is nooit geaccepteerd-.
“Oom Tom is overleden..” hoorde ik mijn vader zeggen.
Vier dagen later werd oom Tom gecremeerd. Ik ben erheen gegaan. Natuurlijk.
De familieleden negeerden mij. Af en toe dook een tante of achternicht verschrikt weg toen ze mij zagen. Ik was de hufter die het ooit vertikt had om een fatsoenlijke kerstkaart naar ze te versturen.
Na de crematie zat ik in mijn eentje aan een hele grote tafel. De andere tafeltjes waren bezet. Schichtig kijkende mensen priemden op afstand met hun ogen in mijn rug.
Terwijl ik een petitfourtje nuttigde, voelde ik een hand op mijn schouder.
”Gecondoleerd meneer, ik ben de buurvrouw van Tom.”
De vrouw ging zitten en begon tegen mij te kletsen. Ze miste mijn oom nu al. Hij was weliswaar ‘apart’ maar had een zekere recalcitrantie waarvan ze erg gecharmeerd was.
“U bent zijn neef toch? Ik kan u wel wat leuke dingetjes opsturen als herinnering aan uw oom Tom… fotootjes en zo.”
Ik knikte.
We wisselden onze wederzijdse adressen uit.
Een week geleden kreeg ik een grote envelop.
Er zaten wel 20 foto’s in. Foto’s van oom Tom. Oude en nieuwe.

Op een klein briefje las ik: ”Hierbij wat foto’s van uw oom Tom. Ook heb ik een kerstkaart uit 2009 meegestuurd. Volgens mij is dat een kaart die u toen stuurde aan uw oom Tom. We vonden die met het leegruimen van zijn huis, in de originele nog ongeopende envelop, onder de mat die op het kruipluik ligt.”

Robber

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Elke maandag onze Apeldoornse verhalen in jouw inbox
De beste berichten en verhalen geselecteerd door onze redactie
Meer dan 2.200 Apeldoorners gingen je voor
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!