Martijn over…bier

Woensdag 6 december 2017

Door Martijn de Frankrijker

Ellis Peeters

Wie weet wat mijn toekomst brengt, behalve bier. Wat ik dronk, drink en zal drinken tot het einde van mijn steeds korter wordende dagen wanneer de slaap mijn al vermoeide lichaam overneemt en ik wegval in lange dromen over vroeger, toen pils nog heel gewoon was. Want het is bier dat ik zal blijven drinken wat er ook gebeurt. Ik ben al te oud. Al te erg vastgeroest in mijn gewoontes om nog over te stappen. En eerlijk, ook omdat ik te laf ben om het ooit af te zweren, al brengt het me soms niets anders dan een droge bek, korte nachten en koppijn.

Ik schrijf ’toen pils nog heel gewoon was’, omdat er een dag gaat komen dat dit niet meer zo is. En geen Heineken, of experimenten met exotische gistsoorten en bevroren tapkranen, of in papier verpakte flesjes en ongefilterde exemplaren gaan daar verandering in brengen. Het is de nieuwe werkelijkheid die de jeugd met zich meebrengt als ze opgroeien en zich afzetten tegen wat niet lang meer de gevestigde orde zal blijven. Tot pils op een dag alleen nog maar bekend als dat wat je alcoholistische, rondgebuikte oom wegtettert op de dagen dat hij terugkomt van een middagje wasknijpers peuteren bij de Felua-groep. De drank die dan alleen nog staat in koelkasten van hen die het alleen drinken in voortuinen op afgetrapte, (ooit) wit-plasticcen tuinmeubels schreeuwend naar passanten.

En op die dag is er geen jeugdige die het meer aanraakt, nog niet als het hem het naar het gezicht werd gesmeten. Liever een blauw oog, een teken van strijd, dan in aanraking komen met dat laffe bocht wat Ome Wim (want zo heten ze allemaal) wegslobbert alsof het ’t laatste is wat hij zal doen. Want zo werkt ‘het’; Iets is cool, totdat het geassocieerd wordt met oude mensen. Dan stoten de jongeren het af en zal pils alleen nog maar achterover gemept worden door je buren van twee huizen verderop die ruzies uitvechten op straat, die wel je container voor je aan straat zetten, maar vervolgens tegen de buurman vertellen dat jij een arrogant, hufterig kereltje bent dat nooit wat voor de buurt doet als jij hun container een keer laat staan. Dat is het lot van pils.

Prima. Weg ermee. Net als die nodeloos hippe brouwsels die twee jaar hebben nagerijpt op een vogelnest, of die zijn aangedikt met een batch marshmallows of bier dat is volgepropt met een zorgvuldig afgemeten hoeveelheid kippenhormonen voor net dat beetje meer ‘oomph!’ Want wat moet je ermee? Wat moet je met pils, dat vroeger gemaakt werd uit liefde voor het product en niet als de punt aan het einde van een marketingslogan. Maar ook met al die kapotgeëxperimenteerde speciaalbieren die ooit begonnen als zoektocht naar de top van de berg, maar alleen nog bestaan om te kunnen wijzen naar je zelfgemaakte Frankenstein en te roepen: “Kijk papa, kijk eens wat ik gedaan heb! Kijk dan toch!”

Weg ermee.

Alles dat over zal blijven is bier dat de moeite waard is. Bier dat ik zal blijven drinken, omdat ik altijd al bier drink. Bier dat gemaakt is, omdat iemand wakker werd en niet anders kon dan bier brouwen dat de tand des tijds kan doorstaan. Zodat ik over 40 jaar een flesje open kan trekken, kan schreeuwen naar die jeugd van tegenwoordig terwijl ik plaats neem op m’n tuinset en me stilletjes afvraag waar het mis is gegaan.

Ik zie je vrijdag.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Elke maandag onze Apeldoornse verhalen in jouw inbox
De beste berichten en verhalen geselecteerd door onze redactie
Meer dan 2.200 Apeldoorners gingen je voor
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!