Kijken

Zondag 20 mei 2012

Door Redactie

‘Moet je kijken’, zeg ik. Ik wijs. ‘Wat een boel mensen op straat. En dat met dit weer. Het regent en het blijft maar regenen. Houdt het dan nooit op? Zo te zien voorlopig niet. Mensen hebben een paraplu open, maar sommigen ook niet. Zo hard regent het dus ook weer niet.’
‘Er is veel te zien, inderdaad,’ geeft Vrouwlief mij gelijk. Zo heb ik haar het liefst. Dat ze mij gelijk geeft.
‘Vergis ik me nu of lijkt het of iedereen van het station af komt? Nee, wacht! Daar rijdt een scooter de andere kant op. Die gaat vast iemand van de trein halen.’
‘Aan de hijskranen te zien is de renovatie van het Centraal Station nog lang niet klaar.’
‘Het lijkt wel of die kranen onderdeel zijn geworden van de skyline.’ Ik word enthousiast.

We zitten in hartje Amsterdam. Op de hoek van de Nieuwezijds-Voorburgwal en de Prins Hendrikkade. Heet het hier wel de Prins Hendrikkade? Ik weet het niet goed. Amsterdam is voor mij niet vreemd. Allebei mijn ouders zijn er geboren en getogen. Moeder woonde in de Legmeerstraat en vader in de Sluisstraat (Oud Zuid). Volgens mijn eigen berekeningen ben ik in Amsterdam verwekt, maar niet geboren. Wel heeft er altijd veel familie gewoond. Als kind ging ik vroeger met mijn ouders regelmatig op familiebezoek hier. Ik kan mijn weg nog altijd aardig vinden in onze hoofdstad, maar weet nu even niet zeker of dit de Prins Hendrikkade is. Ik zie nergens een straatnaambordje. We kijken van onder een parasol op een terrasje uit in de richting van het Centraal Station.

De parasol doet nu dienst als paraplu. Voorlopig is er nog geen zon te verwachten, lijkt me. Het lijnenspel van de zwarte bovenleiding van de trams tekent zich helder af tegen het blauwgrijswittige wolkendek. Die combinatie van zwart en wit zie je overal om ons heen terug: in het zebrapad, in de gaten van het zwarte bankje, in de kleding van de mensen die passeren en in de weerspiegelingen op het natte wegdek. Door het slechte weer lijkt de meeste kleur uit het leven verdwenen.
Nou ja, er zijn uitzonderingen. Ginds komt een jonge vrouw aan. Ze heeft een strakke bruine legging aan en een donker jasje. Haar zwartwitte paraplu beschermt haar haren tegen de regen. Over haar schouder draagt ze een tas. Best een lekkere meid, hoor. Tenminste, van een afstandje. Ik weet niet hoe ze eruitziet van dichtbij.
Vlak achter haar komt een andere dame aangelopen. Zij draagt donkere kleren en een zwarte paraplu. Het stoplicht staat op groen; ze kunnen oversteken.

Twee jonge vrouwen lopen onbezorgd kletsend voorbij. Het lijkt of ze geen last hebben van de regen. De een draagt een lichtblauwe paraplu, de ander een legergroene regenjas. Ze kijken rond. Ze hebben allebei een bril op. Zijn ze bekend hier? Of een dagje uit?
Een jongeman in een spijkerbroek haalt ze in. Hij heeft een wit sweatshirt aan en de capuchon ervan over zijn hoofd getrokken. In zijn hand draagt hij een fel paars plastic tasje. Wat heeft hij gekocht? Een souvenir? Een luchtje voor zijn vriendin?

Aan de overkant van de straat staat een mevrouw. Ze is ver weg en dus klein. Toch valt ze goed op, want ze heeft een knalrode halflange jas aan en een witte paraplu opgestoken. Wacht ze ergens op? Op een bus of tram? Of wil ze oversteken, maar durft ze nog niet vanwege het drukke verkeer? Veel auto’s zijn er niet. Wel fietsen en bromscooters. Ha, daar komt een knul op een vouwfietsje aan. Hij fietst met een paraplu op. Best link, zeker in zo’n drukke stad als Amsterdam.

Daar, daar komt een man aangelopen. Hij trekt een koffer achter zich aan. Je ziet hem niet goed, want hij is net achter die paal van het verkeerslicht. Ter hoogte van zijn hoofd zit op de paal het knalgele plaatje van: ‘Hier drukken als je wilt oversteken.’ Achter hem loopt een mevrouw, ook met zo’n trolley. Hoort ze bij hem? Ze heeft de capuchon van haar blauwe jas over haar hoofd. Volgens mij heeft ze goed de balen van het weer.
Dat knalgele van het plaatje op de paal knalt er echt uit in de troosteloosheid. Net als het rode van de dubbeldeksbus en … daar, een scooter schiet voorbij! Erop zit een meid met een geel jasje aan. Ze draagt een hoofddoek, lijkt het wel. Een moslima op een scooter. Leuk.

In de verte zie je een kerk. Welke is het ook weer? Daarginds heet het wel degelijk de Prins Hendrikkade. Dat weet ik dan wel weer zeker. Daar is het de Prins Hendrikkade, maar hoe het hier heet? Naast de kerk, ergens in een van de herenhuizen, die je overigens niet zo goed ziet vanaf hier, woont de dichter Hans Verhagen. Hij is een malle excentrieke vent, maar hij heeft mooie dingen geschreven. ‘Ik ben de maker niet’, herinner ik mij. Ik heb hem een paar keer mogen zien optreden. Angstvallig brulde hij zijn zinnen in de microfoon. Dat was in Apeldoorn, waar ik woon. Niet hier in Amsterdam, waar het druk is op straat. En dat terwijl het regent.
Waar gaan al die mensen heen? Naar huis? Naar het hotel? Naar hun geliefde? Kun je het verlangen op hun gezichten zien? Nee, daarvoor zijn ze te ver weg. Ik kan onvoldoende de blik in de ogen peilen.

‘Dat is het leukste van een stad bezoeken. Gewoon op de hoek van een straat gaan staan en rondkijken.’
Het uitzicht boeit van minuut tot minuut. Je verveelt je geen moment.
‘Ik blijf het schitterend vinden,’ zeg ik tegen Vrouwlief.
Ze knikt. ‘Ik ook.’
‘Je kunt er naar blijven kijken. En dat zal ik dan ook doen. Wat een prachtplaat.’
De foto hangt enorm groot in mijn woonkamer aan de wand.

Apeldoorn, mei 2012

Foto van Amsterdam: Peter Vroon
Foto van de foto: bazbo

 

 

 

 

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Elke maandag onze Apeldoornse verhalen in jouw inbox
De beste berichten en verhalen geselecteerd door onze redactie
Meer dan 2.400 Apeldoorners gingen je voor
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!