Martijn over…de midwinter (een proloog)
Terwijl de lucht onder me rond het vriespunt danst stromen rivieren van zweet over mijn oververhitte rug. De weg onder me is net zo lang als dat ‘ie altijd was, maar voelt langer. Het enige wat me nog voortbeweegt is wilskracht en een wens om dit te kunnen. ,,Ik dacht dat je een grapje maakte”, m’n hol. Ik ren en blijf rennen.
,,Ik dacht dat je een grapje maakte…”, zegt hij terwijl hij lacht. Minachtend en vol ongeloof wil ik zelf toevoegen. Dat is niet waar. ,,Je gaat écht de 25 kilometer lopen?” Hij kijkt vol verbazing. Als ik even wegkijk voel ik hoe hij me bekijkt.
Eerlijk, ik snap het. Ik zie er niet uit als iemand die 25 kilometer hardloopt. Ik zie er niet eens uit of ik dat in één maand kan, laat staan dat ik ’t achter elkaar huppel als een sierlijke hinde. De helft van de midwinterlopers zien er ook niet zo uit. Die worden ook van top tot teen bekeken; ,,Jíj gaat de midwinter lopen?”
Ja, dat gaan we doen. Meer dan 10.000 man sterk dartelen we straks als reetjes over de Veluwe. Of nouja, dartelen…sommigen zullen meer banjeren. Meer als bronstige herten klinken. Maar we gaan het doen. En zo gek is dat niet. We hebben er voor getraind. Of nouja, getraind…
De weg onder me wordt steeds korter, het einde is in zicht. Ik ben er. Ik sla linksaf, een nieuwe weg. Die weg heeft ook weer een einde. En de weg daarna ook. Maar het rennen houdt nooit meer op. Totdat het dat wel doet.
REACTIES