Goedkoop drukwerk

Zondag 3 maart 2013

Door Redactie

Marcel Mooij

De man van nergens (9)

‘Dag Bas,’ begroet de stadsdichter mij. ‘Mag ik Bas zeggen?’ Hij schudt druppels van zijn natte jas.
‘Sommige mensen noemen mij God,’ antwoord ik. ‘Dan zeggen ze: “God, hou toch ’s op met je gezeik,” maar dan hoor ik altijd alleen maar ‘God’ en niet wat ze verder zeggen. Is dat erg?’
‘Integendeel,’ zegt de stadsdichter. ‘Als je maar gezond blijft.’
‘Net wat ik zeg.’
‘Nietes. Ik zei het. Jij niet.’
‘Wat mag het zijn?’
‘Doe mij maar zo’n biertje.’
‘Verhip, daar heb je Reinier ook.’
‘Goedenavond, heren. U hier?’
‘Jazeker. Dat hadden we toch afgesproken?’
‘Dat is waar. Vandaar dat het zo mooi uitkomt.’

We nemen plaats aan de grote stamtafel. Ik zit met mijn rug naar het raam. De anderen hebben goed uitzicht op de straat, die langzaam witter wordt van de sneeuw.
De leuke bardame komt onze bestelling opnemen. ‘Goedenavond heren, wat zal het zijn?’
Reinier en de stadsdichter kiezen voor een vaasje pils; mijn voorkeur gaat al jaren uit naar Korenwolf.
‘Laten we maar beginnen met het grote nieuws van de afgelopen dagen,’ zet ik in.
‘En wat is dat dan?’ vraagt de stadsdichter. Hij is al sinds een jaar geen stadsdichter meer, maar ik noem hem in mijn verhalen nog altijd de stadsdichter. Ik kan hem toch nu niet plotseling Willem gaan noemen of zo?
‘Onze drukkerij is failliet.’
We hebben helemaal geen drukkerij, maar we hebben wel plannen om bij deze drukker ons geplande boekje te laten drukken. Wacht, daar is de bardame met de bieren.
‘Proost,’ zeg ik. We heffen het glas.
‘O, dat van die drukker,’ zegt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is. ‘Ja, dat las ik in een van de Apeldoornse sufferdjes.’
‘Hebben we dan ook nog iets anders dan alleen sufferdjes? Buiten onszelf gerekend, dan?’
Reinier weet meer. Hij kent de drukker van redelijk dichtbij en begint te vertellen. ‘De drukker heeft een tijdje terug een klein tweede drukkerijtje uit een andere plaats overgenomen. Daar bleken nogal wat oude lijken in de kast te zitten.’
‘En die kwamen nu uit de kast?’ vraag ik. ‘Weet Arie Boomsma daarvan?’
‘Wie is dat nu weer?’ vraagt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is.
‘Om een lang verhaal kort te maken,’ wil Reinier verder gaan.
‘Zo lang was het verhaal nog niet, hoor,’ troost de stadsdichter. ‘Dus ga vooral verder.’

‘Daarnaast gaat het sowieso slecht in de grafische wereld,’ gaat Reinier verder. ‘De concurrentie is moordend.’
‘Niet overdrijven, Reinier. De drukker leeft nog.’
‘Maar zijn zaak is er niet meer.’
‘De crisis ramt genadeloos om zich heen,’ zeg ik.
‘Nee echt,’ zegt Reinier. ‘Het drukwerk dat jij iedere week door de bus krijgt, die reclamefolders en zo, weet je waar dat vandaan komt?’
‘Ik weet alleen waar het heen gaat,’ antwoordt de stadsdichter. ‘De blauwe papiercontainer. Maar vertel.’
‘Eerst nog maar de glazen vullen, lijkt me,’ zeg ik en ik wuif naar de bardame.
‘Hetzelfde?’ roept ze van ver weg. ‘En opschrijven maar weer?’
‘Nou, niet hetzelfde,’ zeg ik. ‘Graag nieuwe en verse.’
‘Leuke grap, Bas,’ zegt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is. ‘Die moet je onthouden.’
‘Ja,’ zegt Reinier, ‘voor als we weer een voorstelling van Bas, Willem en ik gaan doen.’
‘Daar hebben we het straks nog over,’ zeg ik. ‘Ga verder met je verhaal, Reinier.’

‘Het meeste drukwerk komt tegenwoordig uit Roemenië of Spanje, maar ook wel uit Polen.’
‘Toe maar.’
‘Echt, neem nu zo’n brochure,’ doceert Reinier. Met zijn handen beeldt hij een gevouwen folder uit. ‘Die kost bij een Nederlandse drukker al gauw zestig of zeventig cent per stuk. Weet je wat het kost als je het in Roemenië of Polen laat doen?’
‘Het is een quiz!’ roep ik uit.
De stadsdichter doet een imitatie van een paard. Tenminste, hij hinnikt van het lachen. De bardame komt de drie volle glazen brengen.
‘Nog geen twintig cent!’ zegt Reinier.
‘Dat is geen geld!’ roept de stadsdichter theatraal.
‘Nou, dat ben ik niet helemaal met je eens,’ grinnikt Reinier.
‘O ja. Twintig cent is ook geld.’ De stadsdichter kijkt beteuterd.
‘Als het daar zo goedkoop is, dan ben je gek als je het hier laat maken,’ zeg ik. ‘Met zo’n lage prijs kun je die folders nog wel zelf gaan ophalen daar.’
‘Precies.’ Reinier kijkt alsof hij de crisis heeft verklaard.
We heffen het volle glas maar weer.
‘Proost,’ zegt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is.
‘Proost,’ zegt Reinier. ‘Op ons boekje.’
‘Proost,’ zeg ik. ‘Op goedkoop drukwerk.’
De stadsdichter slaat met de vlakke hand op tafel. Zo doet een paard niet. ‘Op goedkoop drukwerk!’ roept hij. Hij heeft de tranen in zijn ogen.

Ik moet naar de wc. ‘Momentje, kerels,’ zeg ik. Ik sta op en ga vlug naar achteren. Als ik in de ruimte voor de heren ben, kies ik voor het toilet en niet voor een van de twee urinoirs. Bliksemsnel stroop ik mijn broek naar beneden en ga ik zitten. Gelijk komt de stroom op gang. Wat krijgen we nu? Hoe kom ik zo plots aan die dunne poep? Het zal toch niet al die broccolischotel van vanavond zijn? Zo snel gaat de spijsvertering toch niet?
Het recept kwam van de biologisch-dynamische boer van wie we onze groenten betrekken. ‘Bak de geschaafde amandelen en het fijngewreven korianderzaad in een eetlepel olie,’ stond er op het briefje. Ik deed het ook nog allemaal. ‘Roerbak de broccoliroosjes een minuut of wat mee. Maak ondertussen een mengsel van rode wijnazijn en sesamolie. Voeg dit bij de broccoli en schep om, zodat de broccoli goed onder het mengsel zit.’ Ik had precies gedaan wat het recept aangaf. Alleen had ik de broccoli eerst geblancheerd, zodat je niet van die rauwe rozen zit te knagen. Daar kon het toch niet aan liggen? Of zouden die macrobioten structureel aan de vloeibare kak zijn?
Als ik klaar ben, reinig ik alles goed. Ik sta op en hijs mijn broek op. Even kijk ik in de spiegel. Kijk, daar is hij weer. De man van … wacht, daar komt nog meer. Ik laat mijn broek zakken en ga weer zitten.
Nergens, nooit, niets. Hoewel, noem dit maar niets. Zo komt de pot wel vol. Als dat maar weggespoeld kan. Na wat een eeuwigheid lijkt te duren, ziet het ernaar uit dat ik helemaal leeg ben.

‘Maar goed,’ zeg ik als ik weer plaatsneem aan de stamtafel, ‘nu onze drukker failliet is, is de kans op ons zo goed als kosteloos te produceren boekje verkeken?’
‘Nou Bas, dat hoeft niet per se,’ zegt Reinier.
‘Maar als we het willen kan het wel?’ vraagt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is.
‘We willen toch nog wel een boekje van Bas, Willem en ik?’ vraagt Reinier verward.
‘Ik wil nog wel een Korenwolf,’ zeg ik.
‘Ik niet. Een vaasje graag.’
De bardame heeft in de gaten dat we naar haar zitten te kijken. Ze komt de lege glazen halen. ‘Nog eentje doen?’ vraagt ze.
‘Nee, we zijn met z’n drieën,’ zeg ik. ‘Dus doe er maar drie. Twee vaasjes en een Korenwolf, alsjeblief.’
De bardame trekt een kop en loopt naar achter de bar.
‘Zag je dat? Ze trekt een kop,’ zeg ik.
‘En toch zou ik,’ begint Reinier, ‘maar alleen puur uit lust, wel een keer met haar…’
‘Natuurlijk Reinier,’ zegt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is. ‘Wie zou dat nou niet willen?’
‘De bardame, denk ik,’ zeg ik. ‘Maar vooruit, hoe komen we aan een boekje?’

‘Ik heb zo mijn contacten,’ vertelt Reinier.
‘Gadver, Reinier. Dat hoeven wij niet te weten.’
‘Voor een boekje.’
‘Het moet geen vies boekje worden, hoor,’ zegt de stadsdichter. ‘De bladzijden moeten niet aan elkaar plakken. Graag een net werk met onze mooie verhalen en gedichten erin.’
‘De kostprijs van zo’n boekje bedraagt misschien drie euro,’ gaat Reinier onverstoorbaar verder. ‘Dus als we honderd boekjes willen, kost ons dat driehonderd euro. Tweehonderd boekjes kost dan zeshonderd euro. Dat is tweehonderd euro de man.’
‘En dat zonder zakcalculator,’ zeg ik.
‘We kunnen ze verkopen voor een tientje.’
‘Vette winst, kat in het bakkie,’ zeg ik. ‘Met jou overwinnen we de crisis!’
De bardame zet drie volle glazen voor onze neus.
‘En over een tijdje gaan we weer een voorleesvoorstelling doen,’ zeg ik tegen de bardame. ‘Zet maar in de agenda.’
‘Hoe gaat jullie voorstelling heten?’ vraagt ze. ‘Want dan weet ik hoe ik jullie kan aankondigen.’
Ik zeg: ‘Ik stel voor: Bas, Willem en ik vieren de crisis.’
‘En dan hebben we ook een boekje als merchandise,’ vult Reinier aan.
‘Proost,’ zegt de stadsdichter die geen stadsdichter meer is. ‘Op goedkoop drukwerk.’ Hij hinnikt weer.
Ik neem een slok. Alles draait. Straks moet ik weer naar de wc, voel ik. Als dat maar goed komt. Ik ben bang van niet. Buiten sneeuwt het in het donker. Niet al te zacht. Dikke vlokken vallen op dat wat ik aarde zou noemen. Zelf ben ik een man van nergens, een man van nooit en een man van niets.
Toch hoor ik mijzelf van ver weg zeggen: ‘Op goedkoop drukwerk.’


Apeldoorn, februari 2013

Bas, Willem en ik spelen de hoofdrol in het radioprogramma CODA Cultuurlunch, te beluisteren op Radio Apeldoorn op zondag 3 maart van 11.00 tot 14.00 uur. Lees er hier meer over.

 

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!