Kiplekker – een culicolumn

Zondag 7 oktober 2012

Door Redactie

Marcel Mooij

Afgelopen donderdag was het dierendag en daarom handelt deze culicolumn over kip. Over kip wordt een boel onzin geschreven en daar wil ik graag het mijne aan toevoegen.
Kip is het meest veelzijdige stukje vlees, roepen ze in de reclame. Nou, ik kan ook heel veel dingen bedenken die je kunt doen met bepaalde onderdelen van de vrouw.

Een korte blik op Wikipedia leert ons het volgende.
‘De kip, ook wel bekend onder de wetenschappelijke naam Galius galius domesticus, is een zeer bekende gedomesticeerde vogel uit de familie van de fazantachtigen. De kip is de meest voorkomende vogelsoort ter wereld.’ Vlak na het uilskuiken, dan. Kijk maar eens om u heen. Er blijken tweeënvijftig miljard kippen op deez’ aard.
‘Kippenvlees is het vlees dat afkomstig is van de kip.’ Goh. ‘Het is een van de meest gegeten vleessoorten ter wereld. Kip wordt als (onderdeel van een) maaltijd zoals lunch en diner gegeten. Vaak ook als specialiteit in een restaurant of tijdens feestdagen zoals Pasen en Kerstmis.
Kippenvlees kan op veel manieren bereid worden als voedsel, bijvoorbeeld in de grill, op de barbecue, gebakken of gebraden met allerhande kruiden en wijn, maar ook wel gekookt voor in soep.’ Je verzint het niet. Maar Wikipedia vergeet hier de toepassingen in de fastfoodwereld, zoals de McChicken, de Kentucky Fried Chicken of de kipcorn. Vreemd dat hier geen haan naar kraait.

Bijzonder leuk is het om een kip te slachten. Echt waar. Ik heb het een keer mogen doen. Dat kwam zo. Ik was een scout, een verkenner. Samen met een vriend ging ik vrijwillig mee met een overlevingskamp. Ik was een jaar of zestien en het was in de tijd dat ik – om een beetje stoer en zelfverzekerd over te komen – een lange witte potloodventerjas droeg. Tijdens het weekend moesten we zelf primitief koken en op een middag kwam er een vrachtautootje het terrein oprijden. Van binnen uit de laadruimte hoorden we het gekakel van kippen. ‘O kut,’ zei iemand. ‘Ik ben bang dat ons avondeten is gearriveerd.’ Het bleek waar.
Het ging heel netjes, hoor. Geen flauw gedoe van de nek omdraaien en dan de kip nog even rond laten rennen. Nee, de een moest de kip stevig vasthouden en de ander haar met een houw de kop afhakken. Ze deden het netjes voor en toen moesten wij aan de slag.
‘Eh, als je het niet erg vindt, mag jij hakken,’ zei ik tegen de Vriend. ‘Een moord heb ik liever niet op mijn geweten.’
‘Mietje.’
‘Meedogenloze beul.’
‘Dan hak ik, maar dan hou jij ‘m vast.’
Ik gaf geen antwoord en knielde bij het dier neer. Voorzichtig pakte ik haar beet en zorgde ik ervoor dat de vleugels onder mijn handen bleven. ‘Zonde om haar te vermoorden,’ zei ik. ‘Ze is lekker warm.’
Ik knielde bij een stuk hout neer en drukte de kip met de nek erop. De Vriend kwam erbij staan en zwaaide met de bijl. Ik wendde mijn hoofd af. Een doffe klap. Plof. Onmiddellijk begon de kip onder mijn handen spastisch te bewegen. Toen ik naar het beest keek, zag ik dat haar kop er nog half op zat. ‘Nog een keer, man!’ riep ik. Dat deed hij. Het stuk hout kleurde rood van het bloed dat eroverheen gutste. De kip stootte wat hees blazend gekrijs uit en bleef wild bewegen. Ik hield haar met moeite in bedwang. Tok. Bij de derde klap was het gelukt. De kop viel naast het stuk hout in het zand. Meteen bewoog de kip nóg heftiger. Ik ging staan om mijn evenwicht beter te kunnen bewaren. Toch hield ik haar niet. De vleugels gleden onder mijn handen vandaan. Ik had het dier beet onder de oksels. Doordat de kip nu druk aan het fladderen was, alsof ze weg wilde vliegen, stond ik met een wild schokkende vogel in mijn beide handen. Bloed spoot uit de opening waar eens de kop zat. Het spetterde in het rond. Die vriend van me gilde en sprong een stukje achteruit. De bewegingen van de kip werden langzaam minder, totdat ze helemaal ophielden. Ik liet haar slap naar beneden hangen. Er liep nog meer bloed uit de wond waar de kop gezeten had. Terwijl ik haar liet uitlekken, keek ik om me heen. De zandgrond aan mijn voeten was donker gekleurd. ‘Dat is hier een aardig slagveld,’ flapte ik eruit.
‘Moet je kijken hoe je eruit ziet,’ zei Vriend, die langzaam weer dichterbij kwam.
Ik wierp een blik op mijn kleren. Grote rode vlekken zaten van boven tot onder op mijn lange witte regenjas. Ook mijn schoenen zaten onder de rode spetters.
‘Het zit zelfs in je gezicht. Je ziet eruit als een slager.’ Een bijnaam was geboren.
‘Nu moet de staart eraf,’ zei ik maar.
Hij pakte de bijl op, zwaaide hem omhoog en liet hem met een klap op de staart terechtkomen. Een bruingele smurrie stroomde door het gat naar buiten.
‘Kijk,’ leek het wel of ik een les gaf, ‘nu is de kip ontdaan van haar sluitspier en loopt haar endeldarm leeg.’
Ik tilde de kip weer op en liet haar opnieuw leeglopen, maar nu aan haar onderkant. Toen er geen druppel viezigheid meer uitkwam, pakte ik het vel bij de nekwond beet. Met flinke kracht trok ik de huid los van het vlees van de kip. Niet veel later had ik een ontvelde kip in mijn handen. Met twee vingers ging ik van onderen de kip binnen. Het voelde prettig warm. Ik graaide zo ver mogelijk naar achteren. Het gat was niet groot genoeg, dus drukte ik wat harder, zodat de opening verder open scheurde. Mijn hele hand verdween in de kip. Ik maakte met mijn wijs- en middelvinger een grijpende beweging en voelde dat de ingewanden van de borst- en buikholte losscheurden.
‘Nu heel voorzichtig terugtrekken,’ zei ik. ‘Als je te wild de boel eruit wilt halen, dan loop je kans dat je de galblaas stukmaakt. Die loopt dan leeg en dat galgoedje geeft een heel vieze smaak aan je kip. Dan kun je hem weggooien. Dat wil je niet meer eten.’ Heel voorzichtig haalde ik de warme prut naar me toe. Het ging goed. Het paste door de opening waar de staart had gezeten. Beetje bij beetje kwamen de rozerode ingewanden naar buiten.
‘Lust er iemand lever? Of niertjes?’ vroeg ik om me heen.
We regen de kale kip aan een stok die we met folie hadden bekleed. Van de leiding kregen we wat boter waar we ons avondmaal mee insmeerden. Vriend had een houder gemaakt van takken, zodat de kip boven de gloeiende as kon hangen. Een uur later dachten we dat de kip gaar was en haalden we het inmiddels bijna zwarte en verkoolde karkas van het spit. Met een mes sneed ik de kip in stukken.
‘Nou, eet smakelijk.’
‘Denk het niet,’ antwoordde ik. ‘Geen kip die dit eet.’
‘Ik word er misselijk van.’
‘Ik voel me nog kiplekker.’

Beter kun je de kip kant en klaar schoongemaakt in de winkel kopen. Plofkippen zijn af te raden wegens explosiegevaar. Zelf eten wij thuis graag het volgende gerecht.
Snijd vijfhonderd gram kipfilet in kleine blokjes. Maak ondertussen tweeënhalve liter kippenbouillon en voeg daar vijf teentjes knoflook en flink wat djahé aan toe. Snijd ook vijfhonderd gram prei in smalle reepjes en hak bladselderij grof. Doe de kipfilet in de bouillon en kook deze gaar. Kook apart ruim mie. Schep mie in je bord, doe er prei en selderij bij en schep er bouillon en kip overheen. Kwak sambal erdoor en strooi gebakken uitjes eroverheen. Zeer smakelijk! Varieer met ingrediënten zo veel als je wilt, maar val mij er niet mee lastig.

Over hoe je een kip op een andere manier lekker klaar kunt maken, verwijs ik graag naar het werk van Jan Wolkers.


Apeldoorn, september 2012


Het slachtdeel uit deze culicolumn is een verkorte weergave van een uitgebreider verhaal dat te vinden is mijn boek Alles kan kapot (2008).

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Elke maandag onze Apeldoornse verhalen in jouw inbox
De beste berichten en verhalen geselecteerd door onze redactie
Meer dan 2.200 Apeldoorners gingen je voor
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!