wok

Zondag 26 oktober 2014

Door Stukslaan

Het Korean Wok Restaurant heeft een smaakvolle inrichting. De ambiance lijdt echter onder de slechte akoestiek en de kakofonie van etende, pratende en heen-en-weer-lopende bezoekers. De formule van dit restaurant wordt ons snel duidelijk: het is een all-you-can-vreet in een luxe jasje. In de open keuken staat een kok non-stop groenten, vlees en vis te koken en te braden. Vergeet hem niet te zeggen welke saus je over je voorgesneden voedsel wilt hebben.

Het restaurant wordt gerund door Koreanen. Die lopen driftig heen en weer om vieze borden op te halen, drinken te bezorgen en verlaten tafels weer op orde te brengen. Erg op de bezoekers zijn ze niet gericht. Dat komt waarschijnlijk omdat ze nauwelijks een woord over de Koreaanse grens spreken, neem ik aan. Je kunt alleen maar gissen naar wat er in hun hoofden omgaat. Als je ze wenkt lachen ze vriendelijk. Als je ze iets vraagt en ze het niet meteen verstaan zeggen ze ‘Thank you sir, have a nice day’.

Linksachter zit een man in een rolstoel. Hij is alleen. Aan zijn rolstoel zitten twee krukken geklemd. Voor hem een leeg bord. Op zijn schoot een papieren servet met een sierlijk oosters motief. Hij kijkt met een vragende blik om zich heen. Ik kijk nog eens naar zijn vervoermiddelen en stel me zo voor dat de rolstoel in feite zijn intercity is en de krukken het lokale vervoer. Zijn actieradius is natuurlijk sowieso beperkt. Hoe hij hier gekomen is, en waarom eigenlijk, is een raadsel.

Naast ons zit een Fransman in flink tempo te eten. Gebogen over zijn bord, met een elleboog op tafel. Hij vreet alsof hij de trein moet halen. Het is duidelijk dat hij hier niet voor de gezelligheid is maar primair voor het aanvullen van de lichamelijke reserves. In zijn nek staat een grote tatoeage, een tekst, die we vanaf onze tafel net niet kunnen lezen. Mijn jongste dochter heeft hem als eerste gezien en stelt er vragen over. Is het een naam van een geliefde? Een spreuk uit de Bijbel? Een Latijns gezegde? Of misschien gewoon de naam van zijn favoriete voetbalclub? We weten het niet.

Een serveerster is nu bij de man in de rolstoel. De man zegt: ‘Can you please bring me some food? I cannot walk’.
De serveerster zet haar glimlach op en antwoordt in staccato Engels: ‘It’s not difficult sir, everbody can do it’.
De man reageert met een hulpeloze ondertoon: ‘No, please, get me some food. I am not able to walk’.
De serveerster weer: ‘It’s really not difficult sir, everbody can wok’ en ze nodigt hem uit met haar mee te lopen. Het is duidelijk dat dit heel lang gaat duren. De man trekt een boos gezicht.

Mijn dochter en ik lopen met ons bordje naar de open keuken. De kok heeft een strak gezicht. Er kan geen lachje af. Ik probeer het ijs te breken door een opmerking over het mooie weer te maken. Hij kijkt daarop alleen nog maar norser. Stom van me, ik had het kunnen weten want in Korea is het altijd kutweer. Mijn dochter vraagt me: ‘Pap, weet je waarom Koreanen nooit lachen?’. Ik kijk haar vragend aan en ze verklapt: ‘Zou jij lachen als je een Koreaan was?’. Dochter van haar vader, nu al een zieke geest! We proesten het uit en doen er een schepje bovenop wanneer we zien dat de man in de rolstoel met zijn krukken begint te zwaaien naar de serveerster. De kok houdt zijn pokerface en lijkt zich nergens wat van aan te trekken.

De serveerster blijft vriendelijk naar de man die haar belaagt. Ze zegt: ‘Nice sticks sir. You walk with sticks, we eat with sticks’. Ik kijk op van het plotselinge gevoel voor humor maar het werkt voor de man als olie op het vuur. Hij begint harder te zwaaien met zijn krukken en probeert de serveerster te raken. De Fransman eet ongestoord door, nog steeds diep gebogen over zijn zoveelste bord. Hij knijpt het all-you-can-vreet-concept van 120 minuten losgaan helemaal uit.

De kok buigt zich naar me toe tot vlak voor mijn gezicht. Hij kijkt me indringend aan en zegt dan in onvervalst plat-Amsterdams: ‘Achterin werkt voor ons een dozijn Polen’. Hij laat een pauze vallen, kijkt schichtig om zich heen en voegt dan toe met gedempte stem: ‘Die kosten niks’.
Ik begin in de gaten te krijgen dat niets hier is wat het lijkt.

Als de kok ons eten bereid heeft, lopen we terug naar onze tafel. Achter de Fransman blijven we even staan om de tekst in zijn nek proberen te ontcijferen. Door het zweet in zijn nek is het moeilijk te lezen. Ik denk aan de maanzaadbroodjes die we vroeger op zondag bij het ontbijt hadden. Blinde mensen houden van die broodjes omdat er van die leuke verhaaltjes op staan. Maar deze nek moet met het oog gelezen worden. Is het een Franse spreuk? We kunnen onze nieuwsgierigheid maar nauwelijks bedwingen.

De man met de krukken gaat nu door het lint. Met beide krukken maait hij om zich heen. Aan de middelpuntvliedende kracht ontleent hij voldoende stevigheid om te blijven staan. Hij verplaatst zich langzaam in onze richting. De serveerster lacht nog steeds maar nu meer als een boer met kiespijn. Ze probeert een uitweg te vinden om niet vermalen te worden in de molen die op snelheid komt.

De man scandeert ‘I cannot walk, I cannot walk!’ om extra aandacht te vragen voor zijn lot. De Fransman eet onverstoord door. Wij taxeren welke route deze orkaan van categorie 5 gaat afleggen en kijken elkaar aan. Als we katholiek waren geweest deden we nu een schietgebedje. Inmiddels is het meer mensen opgevallen dat er wat aan de hand is. Sommigen kijken verschrikt toe, een enkeling neemt het risico en snelt naar het buffet om nog net binnen de 120 minuten een nieuwe lading wokvoedsel te scoren. Het is een afwegen van kansen en bedreigingen.

De man met de krukken bereikt een hoge snelheid van zeker 6 rondjes per seconde. We zien hem rakelings langs het buffet gaan, recht op de Fransman af. We staan te perplex om er iets aan te doen. Ingrijpen zou verstandig zijn, maar het voelt op een of andere manier dat we de loop van de geschiedenis dan onrechtmatig zouden beïnvloeden. Er zit niets anders op dan afwachten wat er gebeurt.

De gulzigheid van de Fransman (of misschien zijn slechthorendheid?) komt hem fataal te staan. Een van de krukken raakt hem vol op zijn rechter slaap. Het valt op de grond met een doffe klap. Bloed vloeit rijkelijk op de gladde tegelvloer. Zijn rechter hand omklemt nog stevig zijn vork. Aan de vork zit een gefrituurde inktvisring geprikt. Paniek in de zaak. De kok overmeestert de orkaan met een lasso. De Poolse werknemers, die uit het niets tevoorschijn gekomen lijken te zijn, verlaten via de voordeur in allerijl het pand.

Mijn dochter ziet van de weeromstuit haar kans schoon en bukt bij de Fransman. Het boordje van zijn poloshirt schuift zij iets opzij. ‘Het lijkt op iets van Magritte!’, zegt ze.
De tekst is nu duidelijk leesbaar: ‘Ceci n’est pas un restaurant’.

-jertaa

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Elke maandag onze Apeldoornse verhalen in jouw inbox
De beste berichten en verhalen geselecteerd door onze redactie
Meer dan 2.200 Apeldoorners gingen je voor
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Meer lezen over stad

REACTIES

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!